Wijzigingen per 1-1-2015 in de EPC normen

Wijzigingen per 1-1-2015 in de EPC normen

Per 1 januari 2015 bent u verplicht uw EPC berekeningen met Uniec 2.2 op te stellen. Deze versie is aangepast aan de meest recente correctiebladen voor NEN 7120 en NEN 8088-1. In onze release notes vindt u een overzicht van alle wijzigingen in deze versie. Bent u geïnteresseerd in voorbeeld concepten om te voldoen aan de nieuwe EPC eis woningbouw klik dan hier. In deze nieuwsbrief beschrijven wij de belangrijkste wijzigingen en effecten van de correctiebladen in de software.

Schematisering

Indien in een woonfunctie een andere gebruiksfunctie – dit mag ook een overige gebruiksfunctie zijn – aanwezig is mag deze voor de EPC als woonfunctie beschouwd worden mits:

  • andere gebruiksfunctie < 50 m²
  • andere gebruiksfunctie maximaal 50% totaal Ag

Door deze wijziging is er niet langer gelijkwaardigheid noodzakelijk in situaties waarbij een kelder of zolder als overige gebruiksfunctie is benoemd (i.v.m. de 55% regel). De bewuste overige gebruiksfunctie wordt in de EPC berekening ingevoerd als ware het een woonfunctie. Het gebruiksoppervlak van de overige gebruiksfunctie wordt dus bij die van de woonfunctie opgeteld.

Opgemerkt wordt dat expliciet in het correctieblad wordt genoemd dat bergingscomplexen in woongebouwen niet op deze manier ingevoerd mogen worden. Bergingscomplexen liggen altijd buiten de thermische schil.

Aangrenzende Onverwarmde Serre

De zontoetreding in een serre (AOS) wordt op een compleet gewijzigde manier berekend. Hierdoor is het niet langer nodig om een geprojecteerde oppervlakte van de daglichtopening, gemiddelde oriëntatie en gemiddelde helling in te voeren (parameters die lastig te bepalen waren). Voor de nieuwe methode moet voor alle constructies grenzend aan de AOS en voor de vloer van de AOS de Fss bepaald worden. In de software is toelichting inclusief een voorbeeld opgenomen hoe Fss bepaald moet worden. De invoer van een AOS is met deze wijziging duidelijker geworden.

Zonneboilercombi

De prestatie van zonneboilercombi’s is verbeterd. Voor kleine zonneboilercombi’s (Acol < 6 m²) werd alleen de reductie voor warmtapwater gewaardeerd. In de huidige methodiek wordt de reductie voor ruimteverwarming en warmtapwater gewaardeerd en is de bepalingsmethodiek verbeterd in het voordeel van de zonneboilercombi’s.

Pompenergie

De norm geeft de mogelijkheid om het pompvermogen van pompen in Watt in te voeren in plaats van te rekenen met de forfaitaire waarde. Dit is vooral belangrijk voor pompen die niet in het opwekkingstoestel zijn geïntegreerd (die zijn immers al verrekend via de hulpenergieverklaring). Het belangrijkste voorbeeld in de woningbouw betreft de pompen op een (vloerverwarmings)verdeler. Door het vermogen van een energiezuinig A-klasse pomp op te geven kan een EPC reductie van 0,03 – 0,04 in de EPC gerealiseerd worden (t.o.v. een forfaitaire pomp). Met deze wijziging zal het makkelijker worden om in de slaapkamers HT-radiatoren toe te passen.

Praktijkrendementscorrectiefactor (frend)

Bij gebruik van gebalanceerde ventilatie werd u gevraagd de praktijkrendementscorrectiefactor (frend) in te voeren. Enkele fabrikanten hadden een tool ter beschikking gesteld om deze waarde nauwkeuriger te bepalen. De forfaitaire waarde van 0,80 is komen te vervallen. De praktijkrendementscorrectiefactor moet in alle gevallen bepaald worden en is afhankelijk van:

  • lengte toevoerkanaal tussen buiten en WTW unit
  • mate van isolatie van het toevoerkanaal (dikte en warmtegeleidingscoëfficiënt)
  • de aanwezigheid van een constant volumeregeling
  • de mate van condensatie afhankelijk van het rendement van de WTW-unit

Deze nieuwe bepalingsmethode resulteert regelmatig in een lagere praktijkrendementscorrectiefactor dan de oude forfaitaire waarde van 0,80. Voor een goede praktijkrendementscorrectiefactor (en optimale prestatie van de WTW-unit) adviseren wij:

  • een korte leidinglengte tussen buiten en WTW unit
  • een goede isolatie van het toevoerkanaal
  • gebruik van WTW-units met een constant volumeregeling (de WTW-units van Brink, Orcon en Vasco hebben allemaal constant volumeregeling)

Infiltratie (qv;10;spec)

Door een gewijzigde rekenmethodiek voor infiltratie is het warmteverlies door infiltratie met circa 80% gestegen. Het effect van de infiltratie op de EPC berekening is hiermee aanzienlijk gestegen. Hierdoor wordt het interessanter om de infiltratie nauwkeurig en niet forfaitair in te voeren. Een nauwkeurige waarde invoeren is alleen mogelijk indien het gebouw onder een kwaliteitsborgingsprocedure wordt gebouwd. In deze procedure dient de specifieke luchtvolumestroom ten gevolge van infiltratie (qv10;spec) te zijn vastgelegd en na oplevering te worden gecontroleerd door meting op basis van NEN 2686.

Systeem X wordt systeem E

De benaming voor het hybride ventilatiesysteem X is gewijzigd in systeem E.

Ventilator energie

De methodiek om de ventilatorenergie te berekenen is fors gewijzigd. Hierdoor neemt de berekende ventilatorenergie in de meeste gevallen toe. Alleen bij goed geregelde systemen (bijvoorbeeld CO2 geregelde systemen met zonering) neemt de berekende ventilatorenergie af. Fabrikanten hebben de mogelijkheid de ventilatorenergie nauwkeuriger te berekenen mits zij van hun systemen de fregfan waarden aanleveren (Duco, Jaga en ClimaRad hebben dat al gedaan).

Resultaten

De wijzigingen in de correctiebladen resulteren in een verhoging van het energiegebruik. Om te voorkomen dat de EPC hierdoor toeneemt zijn door de overheid Cepc waarden bepaald. De Cepc waarde voor woonfuncties is zo hoog dat de EPC waarde bij woonfuncties in de meeste gevallen daalt. Incidenteel kan de EPC gering stijgen. Bij utiliteitsgebouwen stijgt de EPC of E/E waarde in de meeste gevallen fors.